‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op 7 april 2021 via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
Vrienden van de wijsheid,
Het is volbracht. Gisteren ben ik 33 geworden. Vorige week mopperde ik wat over mijn naderende ouderdom. Maar om heel eerlijk te zijn ben ik eigenlijk bijzonder te spreken over mijn huidige levensfase. Sterker nog, voor mijn gevoel is dit de sweet spot van alle leeftijdscategorieën.
Waarom? Op de basisschool had ik nog geen haar op m’n zak, dus die fase valt sowieso af. In mijn tienertijd was ik hopeloos onzeker. Begin twintig was ik hopeloos naïef. Ik had geen idee hoe de wereld werkte, ook al dacht ik van wel. Nu daarentegen, begin dertig, heb ik (naast haar op m’n zak) een zekere wijsheid vergaard. En ja, als ik zeventig ben heb ik misschien nog meer wijsheid vergaard dan nu. Maar dan heb ik waarschijnlijk niet meer de energie om er nog al te veel mee te doen.
Dat is misschien ook de reden dat mensen, naarmate ze ouder worden, vaak ook conservatiever worden. Voor een revolutie moet je maar net fut hebben. Je moet spanborden in elkaar knutselen, de straat op, gebouwen bestormen. Als je alleen nog overeind komt met behulp van een elektrische sta-op-stoel, dan ben je misschien eerder geneigd te denken: ‘Het is toch prima zoals het is? En we hebben nu toch al het homohuwelijk?’
Toch moet ik bekennen dat die conservatieve tendens zich ook bij mij langzaam begint te manifesteren. Niet zozeer in mijn politieke overtuigingen, als wel in mijn persoonlijke leven.
Een goed voorbeeld is mijn omgang met schepijs. Daarin ben ik de laatste jaren steeds conservatiever geworden. En als ik er over nadenk, is dat ook volstrekt logisch. Ik ben op het punt in m’n leven gekomen dat ik inmiddels wel een beetje weet wat ik lekker vind. In mijn jonge jaren probeerde ik telkens nieuwe smaken. Dan nam ik twee óf drie bolletjes, en besteedde ik minstens één daarvan aan iets experimenteels. Nu niet meer. Ten eerste: inmiddels weet ik dat ik aan één bolletje genoeg heb. Ten tweede: met dat ene bolletje ga ik niet wild lopen gokken.
(Nog even los van het feit dat dat ene vieze bolletje ook altijd voor een deel die andere bolletjes besmeurt).
Bovendien: de kans dat ik na zo lang experimenteren nog iets ontdek dat ik lekkerder vind dan één bolletje chocola met slagroom, die is na drie decennia drastisch geslonken. Dat is gewoon een kwestie van statistiek.
Heel misschien als een grote groep mensen in mijn omgeving zegt: ‘Wat?! Heb je nog nooit broccoli-pesto-ijs geprobeerd, Tim? Dat is echt fenomenaal.’ En ik daar bovenop drie lyrische en geloofwaardige Google-recensies lees over broccoli-pesto-ijs, misschien, héél misschien, dat ik dan een poging waag. Maar ik ga niet meer op eigen houtje de waaghals uithangen. Dat is nu echt aan de volgende generatie.
Een ander stukje wijsheid dat ik heb opgedaan met betrekking tot schepijs: je kunt schepijs veel beter op een koele, bewolkte ochtend eten dan op een hete zomermiddag. Ten eerste: de rij is minder lang. Ten tweede: je hebt niet het probleem dat je lekkernij zienderogen wegsmelt, waardoor je meer bezig bent paniekerig druppels van je hoorntje te likken, bij wijze van damage control, dan dat je rustig van je ijsje kunt genieten.
Wat jullie doen, moeten jullie zelf weten. Maar als ik een ijsje eet, bepaal ik het tempo, en niet het ijsje.
Patat daarentegen is juist wel weer geschikt voor een hete zomerdag. Dan blijft het langer warm. Dat is iets wat ik heb geleerd: in plaats van tegen de temperatuur in te gaan, moet je een snack kiezen die met de temperatuur meebeweegt. Dus schepijs hartje winter, warme chocolademelk als het 35 graden is.
Het enige nadeel is dat ‘s winters veel ijskramen dicht zijn. Wat dat betreft is het jammer dat de rest van de maatschappij niet altijd meebeweegt met mijn opgedane wijsheid. Als je maar niet denkt dat ik me daar zomaar bij neerleg. Want voorlopig heb ik nog genoeg fut voor een revolutie.
Alle goeds,
Tim