Columns
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op 26-04-2022 via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
Douchen met Poetin
Van de week keek ik een documentaire over de Tweede Wereldoorlog. Misschien niet de meest voor de hand liggende manier om een beetje afleiding te vinden van de huidige misère, maar probeer het eens. Niet alleen is het geruststellend om te kijken naar een oorlog waarvan je al weet hoe die afloopt; het feit dat de Russen en Oekraïners destijds samen ten strijde trokken, ook nog eens als onze bondgenoten, dat is bijna om nostalgisch van te worden. (Voor de geïnteresseerden: het was de documentaireserie World War II in Color, waarbij oorspronkelijk beeldmateriaal met nieuwe technieken is ingekleurd. Een gouden formule als je het mij vraagt. Want in zwart-wit is zo’n Tweede Wereldoorlog toch al gauw een grauwe, sombere bedoening.)
Het leuke aan geschiedenis vind ik is dat je soms parallellen ontdekt met de tijd waarin je zelf leeft. Dat je denkt: ‘Oja, toen waren er ook al oorlogen, en pandemieën, en mafketels aan de macht.’ Maar misschien is het nog wel leuker wanneer geschiedenis leert hoe radicaal anders de tijd is waarin je zelf leeft; wanneer het verleden alles wat je voor vanzelfsprekend hield op losse schroeven zet, en je het heden met nieuwe ogen gaat bekijken. Zo ging ik door deze documentaire, via een omweg, vragen stellen over de offerbereidheid van de moderne westerling.
De specifieke aflevering die ik zag, zoomde in op de strijd om de Atlantische Oceaan. Wat maar weinig mensen weten: niet alleen veel joden zaten destijds ondergedoken, dat gold ook voor veel Duitse onderzeeërs. (Een gewaagd grapje, dat geef ik gelijk toe. Maar ik kon hem niet laten varen. Deze ook niet trouwens.) De Duitsers domineerden de eerste jaren van de oorlog de uitgestrekte wateren tussen Amerika en Europa. Voor met name de Britten was dit een groot probleem, aangezien zij voor de aanvoer van voedsel en grondstoffen afhankelijk waren van Amerikaanse import. De Unterseeboten – of U-boten zoals de Duitsers ze liefkozend noemden – torpedeerden het ene na het andere transportschip naar de bodem van de zee, wat leidde tot flinke prijsstijgingen en tekorten.
Oorlog en inflatie. Tot zover was het een feest van herkenning. Toegegeven: met daadwerkelijke tekorten valt het hier nog mee, al stond ik laatst wel voor een leeg schap zonnebloemolie en frituurvet. Dan komt zo’n oorlog toch wel even heel dichtbij.
Toch kwam aan dat feest van herkenning al snel een einde. En dat had alles te maken met de collectieve reactie op die prijsstijgingen. De Britten lanceerden een grootschalige campagne die burgers aanspoorde zelf voedsel te gaan verbouwen. Digging for Victory! Zo luidde de slogan, graven voor de overwinning. Al snel stonden langs spoorlijnen en in talloze achtertuinen nette rijen met aardappels, preien, uien. Publieke parken werden omgetoverd tot akkergrond. Hetzelfde gold voor sportvelden en golfbanen, al werden deze grasvelden soms ook intact gelaten om schapen op te laten grazen. De nette gazons bij de Tower of Londen, Buckingham Palace, Windsor Castle, allemaal werden ze omgedoopt tot een van deze zogenaamde Victory Gardens.
Misschien was het omdat ik net een Fischerman’s Friend had genomen, maar de beelden ontroerden me. In mijn fantasie zag ik het hier ook helemaal voor me, dat Camp Nou en de Arena ook een nieuwe bestemming zouden krijgen. (‘Daar trekt Depay op langs de flank, ontwijkt behendig veldsla en snijbieten, hij zet voor…!’)
Met U-boten voor de kust is het vrij logisch dat je gemotiveerd bent om een moestuintje aan te harken.
Ik zette de documentaire op pauze en verloor me op internet in alles wat er te leren viel over deze Victory Gardens. Bijvoorbeeld dat de Verenigde Staten een soortgelijke campagne hadden gelanceerd, met minstens zo groot enthousiasme opgevolgd. Dit vond ik zo mogelijk nog indrukwekkender. Waarom? Omdat hun situatie veel minder urgent was dan die in Groot-Brittannië. De Britten stonden daadwerkelijk oog in oog meer een directe en existentiële dreiging: dagelijks vielen bommen op Londen en een invasie van de nazi’s was een reële mogelijkheid. Bovendien waren ze als eiland en met de U-boten voor de kust extra kwetsbaar voor voedseltekorten. Dus ja, dan is het vrij logisch dat je gemotiveerd bent om een moestuintje aan te harken.
Al deze directe dreigingen kenden de Verenigde Staten niet: op het Amerikaanse vasteland hoefde niemand zich zorgen te maken over een invasie; er vielen geen bommen in Washington of New York, en Amerika was zelfvoorzienend genoeg om geen zorgen te hebben over voedseltekorten. De motivatie van de Amerikanen was veel indirecter en secundair. Een belangrijk argument dat in een Amerikaans campagnefilmpje wordt genoemd: door meer voedsel te produceren, kunnen we de voedselprijzen laag houden, en op die manier kost het de War Department minder geld om de troepen van voedsel te voorzien, en zal het Amerikaanse leger dus meer dollars overhouden voor tanks en bommenwerpers, en al die andere dingen waar we die stomme Nazi’s van jetje kunnen geven.
In mei 1943 telde Amerika zo’n 18 miljoen Victory Gardens. Deze zouden het jaar daarop een gezamenlijke oogst opleveren van zo’n negen miljoen ton voedsel, een hoeveelheid die min of meer gelijkstond aan de oogst van de Amerikaanse commerciële landbouw.
Ik wil niet in de val trappen om het verleden te romantiseren. En ik begrijp ook wel dat ik zat te kijken naar Amerikaanse propagandabeelden, waarbij mensen waren geïnstrueerd vrolijk in de camera te kijken terwijl ze de aarde omspitten. Maar toch. Nu er opnieuw een oorlog is uitgebroken in Europa, en Oekraïne vecht voor z’n voortbestaan, moeten wij het doen met de campagne die onlangs is gelanceerd door Rob Jetten en Hugo de Jonge: ‘Zet ook de knop om.’
De Amerikaanse situatie van toen is in veel opzichten vergelijkbaar met die van ons nu.
Misschien raakten de Amerikaanse Victory Gardens me daarom zo. De Amerikaanse situatie van toen is in veel opzichten vergelijkbaar met die van ons nu. Wij zijn net als Amerika betrokken bij een oorlog (en laat daar geen misverstand over bestaan, luister deze podcast als je daar nog aan twijfelt) zonder dat we zelf direct worden bedreigd. En dat besef maakt des te pijnlijker duidelijk wat voor lachertje onze eigen collectieve inspanningen zijn.
Want laten we eens die overheidscampagne van Rob en Hugo onder de loep nemen.
Een aantal dingen valt op. Ten eerste hoe weinig drastisch het beroep is dat de campagne op ons burgers doet. Ten tweede het soort argumenten dat de campagne gebruikt om dat beroep kracht bij te zetten. Het gaat namelijk niet zozeer om een moreel beroep, maar eerder om ‘praktische tips’ – tips waarbij de nadruk ligt op het feit dat energiebesparing vooral goed is voor de eigen portemonnee.
Beide punten worden geïllustreerd door de eerste tip op zetookdeknopom.nl: ‘Zet de thermostaat niet hoger dan 19 graden als je thuis bent. Met elke graad lager bespaar je gas en dus geld.’
Aan het begin van de oorlog verkondigden verschillende energie-experts de bemoedigende boodschap dat we de afhankelijkheid van Russisch gas in één klap gigantisch zouden kunnen verminderen, zelfs geheel zouden kunnen stoppen. Het enige puntje was: we zouden wel bereid moeten zijn comfort in te leveren. Zo zei Kees van der Leun, directeur van adviesbureau Common Futures in een interview met NU.nl: ‘We zouden ook tijdelijk op 16 graden kunnen stoken. Dan zouden we de afhankelijkheid al ruim een derde terugdringen.’
Ik weet niet of Kees dit advies ook aan de politiek heeft gecommuniceerd, maar vermoedelijk was hij glashard uitgelachen: ‘Haha, 16 graden. Je bedoelt het goed hoor Kees. Maar wij kennen onze pappenheimers. De moderne kiezer is een soort verwende consument: daar moet je niet te veel van vragen, anders gaat-ie zo bij een andere politieke partij shoppen. Dus laten we er 19 graden van maken. Dat is nog redelijk comfortabel, maar dan kunnen we met z’n allen toch het gevoel hebben dat we nog iets bijdragen.’
Andere maatregelen die de experts voorstelden vond de regering blijkbaar helemaal een brug te ver: vaker thuiswerken, minder verre vakanties, autoloze zondagen, over al die dingen zwijgt de campagne. Energiestrateeg Martien Vissers verklaarde dat als we weer meer thuis zouden werken, en daardoor 15% minder de weg op zouden gaan, dan zouden we de afhankelijkheid van Russische olie in één klap kunnen halveren.
Weer zie je de politieke reactie voor je: ‘Stop daar maar even Martientje. Hoor je zelf wat je zegt? Weer meer thuis werken? We komen net uit een pandemie. Dat is politieke zelfmoord. We maken ervan: Douche maximaal 5 minuten. Daarmee kun je per jaar 130 euro besparen.’
Want dat is nog zo’n tip op zetookdeknopom.nl. Bij de presentatie van de campagne zwakte Rob Jetten deze praktische tip nog verder af. Vermoedelijk uit angst voor moralisme, voegde hij eraan toe: ‘Uiteindelijk ga je helemaal zelf over hoe lang je doucht.’ Het doet denken aan die keer dat Rutte, tijdens een tv-interview de kijker geruststelde: ‘We moeten niet doorslaan met het klimaat, we moeten lekker kunnen blijven barbecueën.’ Met andere woorden: zo urgent is het allemaal ook weer niet. Bovendien klinkt hierin het liberale adagium door: uiteindelijk moet iedereen voor zichzelf bepalen wat goed is.
De oorlog in de Oekraïne wordt niet eens genoemd. Wat dat betreft heeft het ironisch genoeg wel iets weg van de Russische staatstelevisie.
Daarmee komen we op het tweede punt: het type argument dat de overheid kiest. Op de website van de ‘Zet ook de knop om’-campagne wordt de oorlog in de Oekraïne niet eens genoemd. Wat dat betreft heeft het ironisch genoeg wel iets weg van de Russische staatstelevisie. De nadruk van de campagne ligt volledig op het eigenbelang van de burger. Want waar je aanvankelijk zou denken dat er een (nogal bescheiden) offer wordt gevraagd aan de burger, haast de overheid zich te zeggen dat het in feite helemaal geen offer is maar een mooie kans om geld te besparen. Om dáár dus vervolgens dus nog aan toe te voegen: ‘Als je er geen zin in hebt, ook helemaal prima natuurlijk.’
Het is de ultieme illustratie van een (neo)liberale cultuur, waarin we moraal het liefst buiten het gesprek houden, en we in plaats daarvan opportunisme als kompas hanteren. Terwijl ik zou zeggen dat een oorlog een uitstekende gelegenheid is om een paar morele argumenten van stal te halen. Dat lijkt me in dit geval een beter kompas dan kijken naar waar we een paar euro’s kunnen besparen.
Want als je luistert naar de campagne van Rob en Hugo zou je bijna vergeten waar het hier eigenlijk om gaat. Op 6 april wees Joseph Borrell, EU-vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, op een pijnlijke statistiek: na zo’n anderhalve maand oorlog had Europa 1 miljard euro besteed aan steun voor Oekraïne, en maar liefst 35 miljard euro aan Russische energieleveranties. Oftewel: met de ene hand helpen we de Oekraïners aan wat wapens, met de andere hand financieren we nog veel ruimhartiger Poetins oorlogsmachine. Als je alle mooie woorden en staande ovaties zou weglaten, en alleen af zou gaan op onze daden, zou je zomaar kunnen denken dat we aan de kant van Poetin staan.
Inmiddels, en grotendeels schoorvoetend, maken veel Europese landen plannen om volledig van Russische fossiele brandstoffen af te stappen. Ook Nederland presenteerde afgelopen vrijdag het plan om tegen het einde van het jaar te stoppen met Russisch gas. Dat lijkt goed nieuws, maar het heeft een paar haken en ogen. Haken en ogen die een collectieve besparingspoging niet minder relevant maken. Integendeel.
Ten eerste betekent dit plan dat we rustig de tijd nemen om onze zaakjes op orde te brengen, zodat we zo min mogelijk pijn hoeven te leiden. (Het vragen van een offer blijft een taboe.) Dat betekent dat we – in een cruciale fase van de oorlog – dus nog zeker een half jaar Russisch gas afnemen. Met de besparingsmaatregelen die energie-experts noemen daarentegen, zouden we echter per direct kunnen beginnen.
Ten derde: het gas dat we tot die tijd afnemen, en waar we nota bene onze reserves extra mee gaan aanvullen, kopen we ook nog eens tegen een prijs die pervers genoeg hoger is door deze oorlog. Zo wordt Rusland in feite voor zijn agressie beloond.
Ten vierde: zoals ook Hans Vijlbrief erkent, staatssecretaris van Economische Zaken, zal deze gasboycot de energieprijzen waarschijnlijk nog verder opdrijven. Hij zei daarover in de krant: ‘Dat kan ik niet veranderen, tenzij je minder gebruikt door energie te besparen.’ Kijk eens aan. Dus als we collectief ons energiegebruik verlagen, kunnen we de energieprijzen dempen. Als ik zo vrij mag zijn om daar een moralistische dimensie aan toe te voegen – want zo ben ik: collectief besparen is dus niet alleen een daad van solidariteit met Oekraïne, maar ook met de lagere inkomensgroepen, die relatief het meest te lijden hebben onder de hoge energieprijzen.
De klimaatcrisis. Die crisis zou op zichzelf al tot een ultieme besparingspoging moeten motiveren.
En dan hebben we het nog niet eens gehad over die andere ongezellige situatie: de klimaatcrisis. Die crisis zou op zichzelf al tot een ultieme besparingspoging moeten motiveren. In de logica noem je dat overdeterminatie: dat is wanneer twee redenen op zichzelf, onafhankelijk van elkaar, voldoende zijn om een bepaalde uitkomst te rechtvaardigen. Maar bij ons, anders dan in de logica, lijken twee beslissende redenen genoeg om alsnog niet tot die uitkomst te komen.
Hoe dan ook. Dit is een rijtje argumenten dat Rob en Hugo van mij zo mogen overnemen op hun mooie website. Het zal even wennen zijn, al die moralistische uitspraken. Maar nogmaals, het is oorlog en de wereld staat in de fik. Dus doe eens gek, zou ik zeggen.
Laten we tot slot nog heel even terugkeren naar die goeie ouwe tijd van de Tweede Wereldoorlog. Daar kunnen Rob en Hugo misschien ook nog terecht voor wat inspiratie. Tijdens mijn speurtocht stuitte ik namelijk op een overheidscampagne van de Verenigde Staten die burgers aanspoorde om te carpoolen. Op die manier kon brandstof worden bespaard, brandstof die hard nodig was voor de oorlogsinspanningen. Bovendien had Japan de toevoer van natuurlijk rubber afgesneden, wat met name van belang was voor autobanden. Carpoolen dus! Of beter gezegd: Car-Sharing Clubs. Dat klinkt gezellig, of niet? De slogan die men hanteerde was iets minder knus. Hier komt-ie: ‘When you ride ALONE, you ride with Hitler.’ Inderdaad. Als je in je eentje rijdt, rijd je met Hitler.
Dus wat ik voorstel: een tv-spotje waarbij je Arie Boomsma onder de douche ziet staan met geharde tepels, terwijl hij zich met een strenge blik tot de camera richt en zegt: ‘Als je niet koud doucht, douche je met Poetin.’
Kijk. Dat is de mate van intensiteit die we nodig hebben.