Columns
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
De jeugd van tegenwoordig
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op 7 april 2021 via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
Alexander de Grote was 32 toen hij vrijwel de hele bekende wereld had veroverd. Dat is geen kinderachtige prestatie, ik ben de eerste om dat toe te geven. 1-0 voor die ouwe Griek. Toch ben ik van plan volgende week iets te presteren waar Alexander nog een puntje aan kan zuigen: 33 worden. Dat is hem dan weer nooit gelukt. Ik zeg: 1-1. (Even afkloppen natuurlijk, voordat de gelijkmaker op het laatste moment nog voor m’n neus wordt weggegrist.)
De ouderdom klopt in sommige opzichten eerder aan de deur dan ik had verwacht: een knieblessure waar ik volgens de fysio ‘mee moet leren leven’; elke nacht dat vernederende tochtje naar het toilet; de kreunende en steunende geluidjes die ik nu maak bij het bukken. Maar goed, het zal Mark Rutte ook wel vies tegenvallen dat op zijn leeftijd zijn geheugen hem al zo in de steek laat. (‘Ik heb het me achteraf verkeerd herinnerd.’ Daaruit blijkt dat-ie zelfs is vergeten wat het woord herinneren betekent. Herinneren doe je in principe altijd achteraf. Ik heb me in elk geval nog nooit iets van tevoren herinnerd. Althans, niet voor zover ik me achteraf kan herinneren.)
Wat zich ook eerder aandient dan verwacht, is dat ik me nu al begin te ergeren aan ‘de jeugd van tegenwoordig’. Bij de Volkskrant-rubriek ‘Dit ben ik’ wordt elke week een basisschoolkind geïnterviewd in zijn of haar slaapkamer. Afgelopen week was het de beurt aan Lumen, een jongetje van negen uit Houten. Lumen houdt van tekenen en trampolinespringen. Over zijn ambities zegt hij: ‘Ik wil heel graag beroemd worden, maar ik weet nog niet met wat.’
Mijn eerste cynische reactie was: ‘Nou, van de volgende generatie hoeven we ook niet al te veel te verwachten.’
Het zou goed kunnen dat ik gewoon te hoge verwachtingen heb van kleine kinderen, want vrijwel elke week kom ik teleurgesteld uit. (De week ervoor wilde een meisje zeemeermin worden, wat ik ook niet van al te veel realiteitszin vond getuigen.) Toch denk ik bij nader inzien dat dit zinnetje niet zozeer iets zegt over Lumen, als wel over de wereld waarin hij opgroeit.
Het verlangen naar roem, faam en glorie is natuurlijk zo oud als de mensheid. Daar is Alexander de Grote het levende bewijs van. (En met levend bedoel ik natuurlijk morsdood.) Bij zowel de oude Grieken als de Romeinen speelde het minstens zo’n grote rol als nu. Trots zagen ze als een deugd. Nederigheid als een ondeugd. Toch is er een groot verschil tussen hun omgang met faam, en die van ons nu.
Alexander de Grote had een zeer wijze persoonlijke leermeester: niemand minder dan Aristoteles. Aristoteles – Arie voor vrienden – schrijft in zijn Ethica over ‘verantwoorde eerzucht.’ Op de vraag of we überhaupt het aanzien van anderen moeten verlangen, antwoordt Arie: natuurlijk! Aanzien is de belangrijkste van alle ‘uitwendige goederen’ (daartoe behoren bijvoorbeeld ook geld en bezit). Waarom? ‘Aanzien is de beloning voor voortreffelijkheid en wordt alleen aan goede mensen verleend.’ Aanzien is een ‘beloning voor de meest edele handelingen.’
Daarin wordt meteen het verschil duidelijk tussen aanzien en beroemdheid. In beide gevallen gaat het om gezien worden door anderen. Het verschil is dat aanzien voor Aristoteles gekoppeld is aan een ethisch ideaal: een goed mens zijn. Bij bekend- of beroemdheid is die koppeling min of meer afwezig. Bij Arie ben je dan ook aan het verkeerde adres als je komt aanzetten met: ‘Ik wil heel graag beroemd worden, maar ik weet nog niet met wat.’
Arie zou nog meer problemen hebben met de moderne notie van beroemdheid. Zo vindt hij je ‘een dwaas’ als je erkenning verlangt van ‘een willekeurig persoon’. De erkenning van één voortreffelijk persoon zou meer waard moeten zijn dan die van een miljoen malloten. Bovendien moet je geen erkenning verlangen op basis van ‘onbelangrijke dingen.’ Aristoteles zegt het niet letterlijk, maar het is duidelijk dat hij geen groot fan was van TikTok.
De politiek-maatschappelijke context geeft een goede verklaring voor deze verschillen. In de Griekse Oudheid was je in de eerste plaats een burger, met alle maatschappelijke verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken. Vandaar dat aanzien en een goed mens zijn zo’n prominente rol spelen. In onze moderne liberale samenleving ben je in eerste instantie een vrij individu, en vinden we dat iedereen voor zichzelf moet kunnen bepalen wat goed is, zolang je een ander maar niet te veel in de weg zit.
Dit leidt tot twee moderne reacties op aanzien. De ene is een totale afwijzing ervan: ‘Je moet je niks aantrekken van wat anderen van je vinden. Je moet gewoon jezelf zijn.’
Als je als samenleving uitdraagt dat je je niks van een ander moet aantrekken, dan hoef je niet verbaasd te zijn als je burgers kweekt die onaangenaam, onfatsoenlijk, onverschillig of onverantwoordelijk zijn. Jezelf zijn is al snel het perfecte excuus. (‘Zou je alsjeblieft na het poepen willen doortrekken?’ ‘Hoezo?! Ik moet toch mezelf kunnen zijn!’)
De andere reactie is dat beroemdheid een doel op zichzelf wordt. De schermen van onze telefoons en televisies tonen een wereld waarin het stikt van de mensen die bekend zijn of willen zijn, maar die het zelf ook niet veel lijkt te kunnen schelen met wat. En ons net zo weinig. Als we maar vermaakt worden.
Onze liberale samenleving lijkt me in veel opzichten een flinke verbetering ten opzichte van de wereld waar Aristoteles in leefde, een wereld van systematische vrouwenonderdrukking en slavernij. Zo is de vrouwenemancipatie sindsdien een behoorlijk eind gekomen, en voor slavernij knijpen we nog hoogstens een oogje dicht voor zoiets belangrijks als een voetbaltoernooi in de woestijn. Toch geloof ik dat ze in de Oudheid een slimme oplossing hadden gevonden voor de menselijke eerzucht. Die drang zullen we nooit uitroeien. Het beste wat we kunnen doen, is eerzucht koppelen aan deugdzaamheid. Laat je die koppeling los, dan wordt eerzucht al snel triviaal en narcistisch.
We kunnen Lumen dan ook weinig kwalijk nemen. Nogmaals: deze jongen weerspiegelt de wereld waarin hij wordt grootgebracht. Dat blijkt temeer als hij in het interview nog vertelt: ‘Mijn leraren denken dat ik ooit beroemd word: ze vragen soms zelfs om mijn handtekening.’ Lumens leraren bevestigen hem dus dat beroemd worden een zinvolle ambitie is, ook als je geen idee hebt met wat.
Mijn advies aan die leraren zou zijn: eerst zeker weten op welke manier iemand beroemd wil worden, en dan pas om zijn of haar handtekening vragen. Diezelfde les hebben ook de leraren van Thierry Baudet, Lange Frans, en Joran van der Sloot moeten leren.
Ik gun Lumen een leraar zoals Aristoteles. Een leraar die hem vertelt dat erkenning niet begint bij iets van de wereld te verlangen – likes, views, aandacht, complimenten; maar dat erkenning begint bij proberen iets aan de wereld bij te dragen. Niet alleen is dat een advies waar we uiteindelijk allemaal iets aan hebben, het lijkt me ook de betere strategie voor Lumen om gelukkig te worden. En bij mij neemt het wat druk weg om elke week een ingewikkelde TikTok-choreografie in te studeren met m’n zwakke knie.
Alle goeds, Tim