Columns
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
Antwoord aan een gefrustreerde Gutmensch
‘Deze column werd oorspronkelijk verstuurd op 25 maart 2021 via de Timtation Nieuwsbrief Deluxe.’
Vrienden van de wijsheid,
Op de vorige column heb ik veel leuke reacties ontvangen, dankjulliewel daarvoor. Ik heb de beantwoording van die mails geoutsourcet aan Aakash Ansari uit Nagpur (India). Met Google Translate komt hij een heel eind in het ontcijferen. Hij mailt weliswaar terug in het Hindi, maar ik neem aan dat jullie zelf ook over Google Translate beschikken, dus ik voorzie daar verder weinig problemen.
Ook kreeg ik een mooie en persoonlijke mail van iemand die bijzonder teleurgesteld was over de verkiezingsuitslag. Het was niet Wopke Hoekstra, maar ene Luc (achternaam bekend bij de redactie). Luc (50) heeft twee kinderen, woont in Groningen en is een zelfbenoemde Gutmensch.
Voor de mensen die niet weten wat een ‘Gutmensch’ of ‘Deugmens’ is: het betekent zoiets als ‘weldoener’, maar dan gebruikt als scheldwoord. Zelf heb ik het niet zo op deze nieuwerwetse scheldwoorden. Noem me conservatief, maar ik hou het toch liever bij het traditionele repertoire, waarbij we bijvoorbeeld schelden met ziektes die we inmiddels kunnen genezen – tering, tyfus, kolere. Dat is een heerlijke combinatie van iemand iets naars toewensen, en tegelijkertijd dankbaarheid voelen voor de spectaculaire progressie van de medische wetenschap. Iemand uitschelden voor ‘weldoener’ geeft mij eerder het gevoel dat ik zelf tekortschiet.
Ik heb aan Luc gevraagd of ik zijn mail mocht citeren, omdat er een filosofische vraag in schuilgaat. Dit is wat Luc me (enigszins ingekort) schreef:
Beste Tim, Na de nogal desastreuze verkiezingsuitslag van gisterenavond werd het me even droef te moede, vooral toen ik zag dat partijen die wél iets aan de klimaatverandering willen doen zo weinig zetels haalden. Ook de winst van Forum voor Democratie deed aan mij een vloek ontlokken. Mijn vrouw (eigenlijk ‘mijn geregistreerde partner’) maande mij tot kalmte: ‘Ik vind het ook niet leuk, maar…’
Toch blijft het frustrerend dat blijkbaar zoveel mensen niet echt belangrijk lijken te vinden wat ik belangrijk vind en nog belangrijker: wat voor het algemeen belang belangrijk is.
Moet ik me inderdaad maar niet meer druk of boos maken over hoe anderen hun leven inrichten? Wat kan ik eraan doen dat anderen onverminderd vlees blijven eten, naar Thailand willen vliegen of op idioten stemmen? Zit er niet meer in dan gewoon maar zelf de Gutmensch te blijven uithangen? En kun je je maar beter richten op het geluk binnen je eigen kringetje van gezin, vrienden en racefiets? Een beetje deprimerende, maar misschien ook wel realistische gedachte.
Hartelijke groet, Luc
Nogmaals bedankt voor je openhartige mail Luc. De filosofische vraag die ik uit je mail destilleer is: hoe kunnen we ons het best verhouden tot een wereld die nogal eens de neiging heeft ons teleur te stellen?
(En daarnaast natuurlijk de filosofische vraag: is het doorgaans verstandig om het advies van je vrouw, dan wel je geregistreerde partner op te volgen? Ik vrees echter dat ik niet de aangewezen persoon ben om deze vraag te beantwoorden. Deels door een gebrek aan echtgenotes en geregistreerde partners. Deels omdat het me een slecht idee lijkt het antwoord te putten uit de westerse filosofische traditie, die niet bepaald bekend staat om haar feministische vooruitstrevendheid. Met Schopenhauers uitspraak ‘Er is geen vrouw die deugt’, heb je de rode draad wel zo’n beetje te pakken. Laten we ons daar dus niet aan wagen.)
Persoonlijk ben ik maar al te bekend met de frustraties van de wereldverbeteraar. Toen ik begin twintig was, maakte ik me grote zorgen over de toestand in de wereld, was diep teleurgesteld in mijn medemens, en wandelde ook nog eens rond met een Messiascomplex. Ik dacht dat ik degene was die in een soort Martin Luther King-achtige rol de wereld moest redden. (En eerlijk is eerlijk, de wereld is er nog steeds. In hoeverre dat precies aan mij te danken is, laat ik graag aan de commissie van de Nobelprijs voor de Vrede.)
Over deze periode schreef ik iets in mijn boek Brieven aan Koos:
‘Mijn zorgen over de wereld en mijn taak om iets te veranderen begonnen zwaar op me te wegen. Ik leed eronder, ik kreeg ineens allerlei onverklaarbare fysieke klachten. Ook de relatie met mijn toenmalige vriendin Asha leed eronder. Zo hadden we een cursus salsadansen gedaan, en zij wilde hier graag mee verder. Ik was intussen tot de conclusie gekomen dat ik de wereld niet ging redden met salsadansen. Want hoe was de ‘I have a dream’-speech van Martin Luther King afgelopen als hij zich niet goed had kunnen voorbereiden omdat hij de avond ervoor van zijn vriendin naar salsales had gemoeten?
En ik hoor je denken: Martin Luther King was een zwarte man, die had waarschijnlijk geen dansles nodig. Maar dat is precies het soort racistische, stereotyperende denken waar Martin een broertje dood aan had.’
Uit deze periode heb ik denk ik een aantal belangrijke lessen geleerd. De eerste lag redelijk voor de hand: ‘Misschien een tikkie minder met de grootheidswaan, Tim.’
Wat nog meer? Wij mensen, met onze spectaculaire brein, zijn in staat ons te identificeren met de grootst mogelijke problemen, zoals klimaatverandering, vluchtelingenproblematiek, of vrouwenhaat. (Met name op Twitter wordt de traditie van Schopenhauer enthousiast voortgezet.) We zijn alleen niet in staat om die problemen ook in ons eentje de baas te zijn. Met andere woorden: ons brein kan dus veel grotere problemen op z’n bord nemen dan we kunnen oplossen. Deze scheve verhouding is een recept voor gevoelens van onmacht, frustratie of – wanneer het de verkeerde kant op dreigt te gaan – hopeloosheid.
Een begrijpelijke reactie daarop is om min of meer de moed op te geven, en je alleen nog te richten op het geluk binnen je eigen kringetje. Maar volgens mij is er nog een andere houding mogelijk.
Op dit vlak heb ik veel opgestoken van stoïcijnse filosofen als Epictetus, Seneca en Marcus Aurelius. Hun advies: we moeten onszelf constant herinneren aan het onderscheid tussen wat wél en wat niet binnen ons bereik ligt. In de woorden van Epictetus: ‘We moeten zo goed mogelijk doen wat in onze macht ligt, en voor de rest met de omstandigheden omgaan zoals ze nu eenmaal zijn.’
Bedoelen de stoïcijnen te zeggen: ‘We kunnen maatschappelijke problematiek maar het beste laten voor wat die is’? Zeker niet. De stoïcijnse filosofen benadrukken constant dat we onderdeel zijn van een kosmos en een gemeenschap. Marcus Aurelius is nota bene de geschiedenis ingegaan als een van de meest succesvolle Romeinse keizers. En niet omdat zich alleen maar richtte op z’n gezin, z’n vrienden en z’n racefiets. (Ook, natuurlijk.)
Volgens mij betekent het onderscheid dan ook iets anders. Wat binnen onze macht ligt, is proberen een zo goed mogelijk mens te zijn. Wat niet binnen onze macht ligt, is het gedrag van anderen. Wat binnen onze macht ligt, zijn onze inspanningen het goede te verwezenlijken. Wat niet binnen onze macht ligt, is de uitkomst van die inspanningen. Het is mogelijk dat onze daden doorrimpelen, anderen inspireren, zelfs een kettingreactie in gang zetten. En het is net zo goed mogelijk dat onze daden tevergeefs zijn. Daar hebben we weinig over te zeggen.
Ik ben dan ook groot fan van René Gude’s definitie van optimisme: ‘Een optimist is eigenlijk een optimeerder, iemand die vindt dat we alle zeilen bij moeten zetten om te verbeteren wat er te verbeteren valt, en die dat doet juist zonder enige garantie dat het daadwerkelijk goed komt.’
Voor mij is dit geen deprimerende conclusie, maar eentje die me juist inspireert. Ook al heb ik moeten accepteren dat ik geen Messias ben, noch een al te goede salsadanser. Ik probeer het goede te doen, niet langer omdat ik denk daarmee de wereld te redden, maar omdat ik het beschouw als de meest waardevolle invulling van een mensenleven. En om heel eerlijk te zijn vind ik het ook wel prettig dat er niet alleen maar wereldverbeteraars rondlopen. De concurrentie om de Nobelprijs voor de Vrede is momenteel al moordend genoeg.
Dan rest nog de vraag: waar kunnen we die inspanningen dan het beste op richten? Het goede nieuws is dat filosofen zich tegenwoordig met meer bezighouden dan alleen theoretisch geneuzel. Zo bestaat er sinds kort een filosofische beweging genaamd Effectief Altruïsme. Op basis van onderzoek en kritisch nadenken proberen deze moraalfilosofen antwoord te krijgen op de vraag: ‘Hoe kun je als individu het grootst mogelijke verschil maken?’ Is het bijvoorbeeld het beste om bij Amnesty te gaan werken? Of kun je beter op de Zuidas een exorbitant salaris binnenharken om dat vervolgens te doneren aan een goed doel?
Deze zoektocht levert vaak contra-intuïtieve antwoorden op. Bijvoorbeeld: de gigantische schaal van de huidige wereldproblematiek geeft veel mensen een gevoel van machteloosheid. De jonge, Schotse filosoof Will MacAskill trekt echter precies de tegenovergestelde, en veel vrolijkere conclusie: nog nooit in de wereldgeschiedenis hebben we als individu de macht gehad om zoveel goeds te doen. Sterker nog, volgens MacAskill kan ieder van ons een Oskar Schindler zijn. (Op dit specifieke vlak ben ik wat sceptisch. Want zie maar eens aan een fabriek met joodse werknemers te komen.) Toch staat MacAskills boek ‘Doing Good Better’ vol interessante inzichten. En eventueel kun je ook hier zijn TedTalk bekijken.
Na vorige week had ik nu als nadrukkelijke voornemen om een korte column te schrijven over een luchtig onderwerp. Dat is overduidelijk mislukt. Maar ik hoop dat je hier wat aan hebt, Luc. En wie weet lezen er nog meer Deugmensen mee die het wel eens droef te moede wordt.
May the force be with you, Tim